As discussed before, pixels don't have a set size in the real world. When you set out to print an image on paper, GIMP needs to know how big each pixel is. We use a parameter called resolution to set the ratio between pixels and real-world units such as inches.
By default, most images open with the resolution set to 72. This number was chosen for historical reasons as it was the resolution of screens in the past, and means that when printed, every pixel is 1/72 of an inch wide. When printing images that are taken with modern digital cameras, this produces very large but chunky images with visible pixels. What we want to do is tell GIMP to print it with the size we have in mind, but not alter the pixel data so as not to lose quality.
Om de afmetingen van de afdruk aan te passen kies je “Afdrukresolutie instellen” te openen. Begin met de handigste eenheid te selecteren, b.v. “centimeters”. Vul de breedte of hoogte in en laat GIMP de andere getallen berekenen. Kijk nu naar de resolutie. Met een resolutie van 300 beeldpunten per inch krijg je een prima kwaliteit afdruk waarin je de punten niet herkent. Met een resolutie tussen 200 en 150 pixels per inch worden de beeldpunten zichtbaar als je heel goed kijkt, maar is de afbeelding van een afstandje nog perfect. Een waarde onder de 100 levert echt rasterachtige afbeeldingen op die alleen nog mooi zijn vanaf een flinke afstand, zoals wegwijzers en grote posters.
→ om het dialoogvenster