Hoofdstuk 8. Combining Images

Inhoudsopgave

1. Lagen
1.1. Laag eigenschappen
2. Tekst en lettertype's

1. Lagen

Een goede manier om een GIMP afbeelding voor te stellen is als een stapel transparante vellen. In GIMP heten deze vellen de lagen. Behalve de fysieke begrenzing van het computergeheugen is er geen bovengrens aan het aantal lagen dat een afbeelding kan hebben. voor geoefende GIMP-gebruikers is het ook niet abnormaal om een afbeelding uit vele tientallen lagen op te bouwen.

De laagopbouw van de afbeelding wordt getoond in het Lagen dialoogvenster dit venster kan als het op een-na belangrijkste dialoogvenster aangemerkt worden, na het hoofdgereedschapsvenster. Hoe dit venster werkt zal verder in detail in het Lagen Dialoogvenster uitgelegd worden.maar we zullen hier ook even een korte uitleg over de laag-eigenschappen die dit venster toont geven.

Iedere geopende afbeelding heeft altijd en enkele actieve betekenbare. Een "Betekenbare" is een GIMP-begrip dat lagen omvat, maar ook enkele andere dingen zoals kanalen, laag-maskers en het selectiemasker. (Op de keper beschouwd is een "Betekenbare" alles dat bewerkbaar is met de tekengereedschappen.) De actieve laag wordt in het lagen-dialoogvenster opgelicht weergegeven en de naam van de laag wordt getoond in het status-vlak van het venster. U kunt een andere laag als actieve selecteren door er op te klikken. Als geen van de lagen uitgelicht wordt, betekent dat dat er iets anders dan een laag het huidige actieve betekenbare is.

In de menubalk boven ieder afbeeldingsvenster kunt u een menu getiteld Laag vinden. Met de commando's die dit menu bevat kunt u een aantal bewerkingen op de huidig actieve laag van de afbeelding uitvoeren. Hetzelfde menu wordt geopend door rechts te klikken in het lagen-dialoogvenster.

1.1. Laag eigenschappen

Iedere laag in een GIMP-afbeelding heeft een aantal belangrijke eigenschappen:

Naam

Iedere laag heeft een naam die automatisch aangemaakt wordt als de laag gemaakt wordt. U kunt deze echter veranderen in een dialoogvenster dat u opent door in het lagen dialoogvenster dubbel te klikken op de bewuste laag of door in het menu dat u met een rechtermuisklik opent, het item Laagattributen bewerken de rechtermuisknop weer loslaat.

aan- of afwezigheid van een alfa-kanaal

Zoals u al in het voorgaande deel heeft kunnen lezen bevat het zogenaamde alfa-kanaal informatie over de doorzichtigheid van elke laag in ieder beeldpunt. Niet iedere laag hoeft een alfa kanaal te hebben. Met name in de onderste laag (vaak achtergrond genaamd) ontbreekt deze doorzichtigheidsregeling vaak dat betekent dat deze laag overal volledig ondoorzichtig is. Lagen zonder alfakanaal worden gemaakt als u een afbeelding opent met een bestandsformaat waarin geen transparantie mogelijk is, of als u een afbeelding met meerdere lagen tot een afbeelding met één enkele laag afplat.

Behalve de onderste, heeft iedere laag verplicht een alfakanaal die de doorzichtigheid regelt. Alleen in de onderste laag kan de alfakanaal ontbreken. Veel bewerkingen kunnen niet uitgevoerd worden op een laag zonder alfakanaal. Een triviaal voorbeeld hiervan is het verschuiven van een achtergrondlaag zonder transparantie, verder naar boven.(Aangezien alleen de onderste laag het dus zonder transparantie kan doen) maar ieder andere bewerking waarin doorzichtigheid een rol speelt levert problemen op. Aan een laag zonder alfakanaal kunt u deze toevoegen door gebruik te maken van de menukeuzen: LaagTransparantieAlphakanaal toevoegen, of door de rechtermuisknop in te drukken op de bewuste laag in het Lagen-dialoogvenster en de muisknop op Alphakanaal toevoegen in het opgekomen keuzemenu los te laten.

Laagtype

Het laagtype wordt in eerste instantie bepaald door het gebruikte type afbeelding (zoals in het voorgaande hoofdstuk beschreven is) en de al dan niet aanwezigheid van een alfalaag. De mogelijkheden zijn de volgenden:

  • RGB

  • RGBA

  • Grijswaarden

  • Grijswaarden A

  • Geïndexeerd

  • Geïndexeerd A

Zichtbaarheid

Het is belangrijk om dit te weten, omdat de meeste filters, die u via het keuzemenu Filters kunt gebruiken alleen met een beperkt aantal laagtype's kunnen werken. Als een filter niet met het type van de geselecteerde laag om kan gaan wordt dat gelukkig vanzelf aangegeven omdat het label van het filter in het keuzemenu grijs en inactief gemaakt is. Om toch de bewerking van het gewenste filter te doen kunt u proberen het type van de laag te veranderen of misschien het alfakanaal toe te voegen of weg te halen.

[Tip] Tip

Wanneer u de Shift-toets ingedrukt houdt terwijl u op het oog-symbool klikt wordt de zichtbaarheid van alle lagen, behalve de aangeklikte uit gezet

Koppeling aan andere lagen

Als u tussen het oog-symbool en de miniatuurafbeelding van de laag klikt, verschijnt er een symbool als een ketting, hierdoor kunt u verschillende lagen groeperen om bewerkingen op verschillende lagen tegelijk uit te voeren (bijvoorbeeld verplaatsen of vervormen).

Grootte

In GIMP valt de begrenzing van een laag niet noodzakelijkerwijs samen met de begrenzing van de hele afbeelding waar de laag deel van uitmaakt. Als u bijvoorbeeld tekst toevoegt wordt ieder stuk tekst als een aparte laag toegevoegd met een grootte waar de tekst precies in past. Ook als u met knippen en plakken iets in een nieuwe laag toevoegt, is de nieuwe laag precies groot genoeg voor het geplakte voorwerp. In het afbeeldingsscherm worden de grenzen van de actieve laag weergegeven met behulp van een zwart-en-gele gestreepte lijn.

De reden waarom dit belangrijk is, is dat u niets buiten de grenzen van de actieve laag kunt bewerken; U kunt niets doen als er niets bestaat. Als dit een probleem opleverd kunt u de afmetingen van de laag aanpassen met verschillende opdachten die u onderin het Laag menu vindt.

[Opmerking] Opmerking

De hoeveelheid geheugen die een laag nodig heeft wordt bepaald door de afmetingen ervan, niet door wat er precies in staat. Daarom is het dus goed voor de snelheid om in grote afbeeldingen of afbeeldingen met veel lagen werken de grootte van de verschillende lagen zoveel mogelijk te beknotten.

Doorzichtigheid

De bedekking van een laag bepaald de hoeveel er van de kleuren van de stapel onderliggende lagen door de bewuste laag doorgelaten wordt. De bedekkingsgraad kunt u instellen in waarden tussen de 0 en de 100; 0 betekend volledig doorzichtig en bij 100 worden de onderliggende lagen dus helemaal afgedekt.

Modus

De modus van een laag bepaald hoe de kleuren ervan met de kleuren van de onderliggende samengevoegd worden. Dit is zoiets ingewikkelds en belangrijks dat er een apart hoofdstuk aan gewijd dient te worden dat zal volgen, u kunt in de woordenlijst naar Laag modus zoeken.

Laag masker

Naast het alfakanaal is er nog een manier om de doorzichtigheid van een laag te regelen, namelijk een laag masker, dit is een extra betekenbaar voorwerp van grijswaarden dat aan de laag gekoppeld kan worden. Standaard heeft een laag niet zo'n masker: het moet er uitdrukkelijk aan toegevoegd worden. Laag maskers en hoe u die kunt bewerken worden in een later deel van dit hoofdstuk uitgebreider behandeld.

"bewaar doorzichtigheids" instelling

In de rechterbovenhoek van het lagen-dialoogvenster verschijnt een klein aanvinkvak dat de "bewaar doorzichtigheids" instelling van de laag regelt. Als het aangevinkt is, staan de instellingen van het betreffende kanaal op slot en kunt u op het alfakanaal dus geen bewerkingen uitvoeren. In het bijzonder veranderd er dus niets aan de delen van de laag die voor de bewerking al doorzichtig waren.